Allemaal op een ronde

Soms leiden onverwachte dingen je af van waar het in het leven echt om gaat. Waar ik voorgaande jaren al vóór de Kerst begon te denken aan De Ronde, was het nu al hartje zomer toen de eerste gedachtes opkwamen. Het was de liefde die de wielrenner in mij naar de achtergrond drong. Maar de wielrenner en de liefde sloten een pact. Zo werd mijn geliefde onlangs wielrenster, reed ik zelfs weer rond in de Limburgse heuvels en bevond ik me woensdag 9 september in vol wielerornaat op het terrein van Voorburg, met mijn geliefde langs het parcours. Zij werd getuige van een gedenkwaardige uitvoering van De Ronde.

Teletekst gaf al de hele week een prachtig vooruitzicht maar het weer trok zich er weinig van aan. Het bleek flink te waaien, de zon had zijn dag niet en de regen liet af en toe merken dat hij meekeek. Voordat de grote wedstrijd van start ging, werd er in de vele categorieën die De Ronde kent tot het uiterste gestreden om de medailles en een kus van de Ronde Miss. Om half vijf was het de beurt aan de mannen die elk jaar opnieuw smachten naar de hoogste trede van het podium. Ik ontwaarde veel oude bekenden, maar gelukkig voor De Ronde ook een aantal nieuwe gezichten. Bij een van de nieuwe gezichten hoorden een stel lange, gladde, bruine, glimmende en afgetrainde benen. Het liet zich raden dat dit de benen waren van de persoon voor wie ik door een goed geïnformeerde bron gewaarschuwd was.

In mijn eerste jaar van deelname (2005) werden we weggeschoten door Rini Wagtmans en werd ik tweede. Ook in deze 42e editie hanteerde Rini het startpistool. Ik had trouwens graag even het mobieltje van Rini gecheckt. De kenners onder u weten wat daar allemaal voor mooie nummers in staan geprogrammeerd. Rini is een bijzondere man. Maar ja, ik had andere dingen aan mijn hoofd; de koers!

Het parcours wordt al jaren gekenmerkt door kuilen en hobbels, ontelbare steentjes en een bijzonder ongelijkmatige aankomstlijn. Het is elke keer weer een wonder dat er niemand van zijn fiets stuitert, een lelijke schuiver maakt of tegen een boom belandt. Maar goed, ik kan me voorstellen dat het wegenonderhoud geen prioriteit heeft in deze moeilijke tijden. De eerste vijf ronden verliepen volgens het niet-aanvalsverdrag dat De Ronde kent. Misschien waren het er pas vier, maar mijn enthousiasme werd me te veel. Ik viel aan, keek om en zag dat er slechts één man volgde. Het was zo'n cadeautje waar je in eerste instantie blij mee bent, maar waar je naar verloop van tijd van denkt "wat moet ik er mee?!" Ik reed voorop met de beste wielrenner die ik in de vier edities waarin ik meereed ben tegengekomen; die met die benen inderdaad. Er was geen tijd om achterom te kijken, het was vechten voor elke meter die ik in zijn wiel kon blijven. Om deze onbekende man gunstig te stemmen hield ik hem zo nu en dan uit de wind. Maar na zes ronden aanklampen werd ik resoluut overboord gegooid en lag ik als een drenkeling tussen wal en schip. Het schip werd een stip aan de horizon en ver achter mij bevond zich het peloton, als een veilige haven. Ik had vooraf getekend voor een podiumplaats, lag op dat moment netjes tweede, maar toch bevond ik me in een bijzonder uitzichtloze positie. Mezelf pijnigen terwijl ik weet dat het zinloos is, is niet mijn hobby, al denken sommigen van wel. Het duurde even voordat dit tot me doordrong en dus liet ik me pas na zestien ronden terugzakken tot in het peloton. Daar waar iedereen zich allang had neergelegd bij de suprematie van de man die zijn eigen wedstrijd reed.

Maar in een peloton zit ik niet graag. Er heerst een bedrieglijke rust. Er wordt gewikt en gewogen, coalities worden gesmeed, er wordt in ogen gekeken en er worden nieuwe plannetjes gemaakt. Zodra de rust weer werd verstoord, was ik weer van de partij. Tot mijn stomme verbazing reed ik even later weer alleen voor het peloton uit. Leuk geprobeerd, maar een beroerde timing. Het rondje mag dan kort zijn, als je haast hebt is het al snel te lang. En dus liet ik me weer gedesillusioneerd terugzakken in de groep. Nu waren de plannetjes wel zo'n beetje op. Vóór ons bleef de weg leeg. Maar voor wie denkt dat we de koploper pas terug zouden zien bij de finish; nee, beste lezer, dat was niet zo! Wij, dappere sukkelaars, wielertoeristen, mooiweerfietsers, werden vernederd en zonder pardon allemaal op een ronde gezet!

Terwijl Stefan Clement met zijn handen in de lucht het applaus in ontvangst nam, reden wij de laatste verlossende ronde in. Als je waarneming is versmald tot het achterwiel van je voorganger, je gedachtes je in de steek hebben gelaten en je lichaam op ontploffen staat, is er geen plaats meer voor hoop op wat dan ook, laat staan een podiumplaats. En toch sta ik op de podiumfoto's op de op één na hoogste trede trots te wezen (met Cor van Meijel aan de andere kant van de winnaar). Ik weet zelf amper hoe ik daar verzeild ben geraakt. Het moet haast wel een indrukwekkende aanval zijn geweest, want sprinten kan ik nog altijd niet. Terwijl ik deze laatste woorden typ, me nog steeds een beetje winnaar voel, maak ik in gedachten een diepe buiging voor de man die iedereen versteld deed staan: Stefan, chapeau!

september 2009

terug naar inleiding