Cultuurvakantie

De profielen kende ik nagenoeg uit mijn hoofd, de statistieken kon ik opdreunen en de foto's van internet en de beelden uit de Giro d'Italia stonden op mijn netvlies. Maar cijfers en plaatjes komen pas tot leven als je het asfalt zelf kunt aanraken, zo bleek opnieuw.

Na een reis van 900 kilometer kwamen mijn twee fietsmaten, de vriendinnen en ik aan in Prato allo Stelvio, aan de voet van de beruchte Passo dello Stelvio. We moesten er helemaal overheen om bij de camping te komen. Na een vriendelijke aanloop verscheen de eerste haarspeldbocht met het bordje '48' en de hoogteaanduiding. "Dit betekent toch niet dat …" zei mijn vriendin. "Ja, dat betekent het dus wel." Nog 47 haarspeldbochten tot de top en we waren al 10 kilometer onderweg. Onze 17 jaar oude, maar nog altijd fitte Toyota sleepte zich tergend langzaam over het gehavende asfalt. In de eerste versnelling de bochten door en dan maar hopen dat ie het in de tweede versnelling redt tot aan de volgende bocht. De weg ligt er al sinds 1820 en de herstelwerkzaamheden hebben het er bepaald niet beter op gemaakt. Ik zat vol ongeloof achter het stuur. Ooit maakte l'Alpe d'Huez mij nerveus, maar dit … Ik vroeg me af hoe mijn vakantiegenoten er in de auto voor ons aan toe waren. Vast niet veel beter dan ik.

Eenmaal op de top de auto uit om de col van bovenaf te aanschouwen. Wat ik zag was precies wat al maanden op mijn bureaublad stond, als een monster dat verslagen moest worden. Van de werkelijkheid werd ik vooral erg stil. De Stelvio had de eerste gevoelige tik al uitgedeeld, en ik zat nog niet eens op de fiets ... De snijdende kou joeg ons weer snel de auto in voor een lange, lastige afdaling naar Bormio. Remmen bleek met onze zwaarbeladen auto niet eenvoudig en ik was opgelucht toen we in Bormio aankwamen, levend en wel. Ik was ook tamelijk ondersteboven van deze 'makkelijke' kant van de Stelvio. De foto's en de statistieken waren mij iets te veel tot leven gekomen.

Ik had me, na het zien van de Stelvio, ernstig zorgen gemaakt over mijn lichtste verzet. Was ik niet wat overmoedig geweest? Maar tijdens de eerste klim van de vakantie (naar Bormio 2000), voelden de benen echter goed en was het vertrouwen een beetje teruggekomen. Ik was van plan om mijn fietsmaten op de 'makkelijke' kant van de Stelvio meteen maar helemaal in de vernieling te rijden. Het laatste beetje hoop op een succesvolle aanval op mijn bolletjestrui kon maar beter snel de grond in worden gestampt. Ik joeg mijn hartslag vanaf de voet de hoogte in, beseffende dat er dan eigenlijk geen weg terug meer is. Maar ik bleek niet de enige met snode plannen. Het tempo lag in de eerste twaalf kilometer zelfs iets te hoog. Ik moest lossen en wachtte lang op het juiste ritme om terug te kunnen komen. Ik vond het, kwam terug en demarreerde. Het bleek het startsein van een onbedoelde zelfmoordpoging.
Vanaf dat moment was de lol er wel af, voor zover die er was geweest. Ik had het gevoel dat ik volledig stil kwam te staan, alsof de Stelvio met het volle gewicht aan mijn achterwiel hing. Ik haalde nog wel andere fietsers in, maar zij waren al halfdood. Veel van hen hadden een triple waarmee ze langzamer konden fietsen dan ik, zonder om te vallen. Maar met een triple ga je ook dood, alleen duurt het wat langer en doet het misschien iets minder pijn. Ik wist dat ik alles aan het kapotrijden was. De laatste twee kilometers duurde gruwelijk lang. Het beetje zuurstof dat er nog in de lucht zit op 2700 meter was winters koud, de weg belachelijk steil. Het monster liet z'n tanden zien en ik voelde ze mij langzaam verscheuren.
Op de top was ik helemaal op, kreeg ik kramp bij het omkleden en voelde ik me misselijk. Spierpijn diende zich al snel aan en dat zou de planning danig in de war gaan schoppen. Helaas was het slechts de makkelijke kant geweest die mij en de anderen had gesloopt en zou de moeilijke nog volgen. De Stelvio was vanaf dat moment voor iedereen de 'fucking Stelvio'.

De dagen erna was fietsen ineens helemaal geen onderwerp meer. Met de Passo del Mortirolo, de Passo di Gavia en de moeilijke kant van de Stelvio nog voor de boeg, en de enorme spierpijn in mijn benen, leek de vakantie al na twee cols mislukt. Het was direct ook mijn laatste fietsvakantie en het werd hoog tijd om voortaan wat meer cultuur op te snuiven. Een mens moet zich blijven ontwikkelen en op een fiets word je over het algemeen niet heel veel wijzer. Ik leek bijzonder snel genezen van het hardnekkige fietsvirus en ik vond het helemaal niet erg. Beetje jammer alleen dat de vakantie nog een tijd voortduurde.

Maar nadat de spierpijn was weggetrokken besloot ik me toch maar aan de Passo del Mortirolo te wagen, solo. Deze waanzinnige col bleek echter te steil. Dit was ingecalculeerd gezien mijn relatief zware lichtste verzet. Het moeten afstappen beschouwde ik dan ook niet als een nederlaag. Op de weg terug naar de camping bleek mijn energievoorraad echter ernstig aan het opraken. Ik moest zelfs van de fiets om de boel op orde te krijgen. Maar die avond kwamen de praatjes plotseling weer terug. Ik besloot dat ik de volgende dag alles van me af zou zetten en de Passo di Gavia zou aanvallen alsof ik de beste benen ooit zou hebben. Feitelijk was er namelijk nog niets verloren; ik had twee goede tijden gerealiseerd en had volgens verwachting gefaald op de Mortirolo. Zo beschouwd dus geen enkele reden om er niet meer in te geloven. Ik moest deze rationele bespiegeling alleen nog wel eerst even omzetten in zelfvertrouwen.

In de auto op weg naar de Passo di Gavia werd de lucht steeds dieper grijs en ging de knop resoluut om. Daar waar de andere fietsers steeds minder moraal kregen voelde ik het zelfvertrouwen groeien en de ambitie branden. Eenmaal aan de voet kwam de regen met bakken uit de hemel. Echt Gaviaweer en prima omstandigheden voor een legendarische rit. Ik was duidelijk de enige die er zo over dacht. Vijf kwartier later zou ik op de top arriveren zonder ook maar één moment in de problemen te zijn geweest en met 11 en 24 minuten voorsprong op de andere fietsers. De mist, de slagregens, de schurende wind en de kou hadden mij geen moment uit mijn ritme gebracht en ik barstte van energie. Ik had duidelijk een van mijn spaarzame topdagen en deze kwam precies op het goede moment.

Twee dagen later lag het monster met z'n 48 snijtanden op ons te wachten. Tijdens de afdaling naar de voet zagen we de ene naïeveling na de andere de strijd verliezen. De gezichten verwrongen, de fietsen wiebelend en slingerend over het asfalt. De Stelvio kent geen genade. Werkelijk niemand reed er fris bij, zelfs niet bij haarspeldbocht 48 onder de top. Misschien dat al die dappere strijders graag wilden sterven op de flanken van de Stelvio. Wat zou ze anders hebben gedreven? Niemand zal zichzelf bij de aanblik van de col er van hebben kunnen overtuigen dat ze een prettig tochtje zouden gaan maken. Blijkbaar is het heel veel waard om te kunnen zeggen dat je per fiets de Stelvio hebt bedwongen. Maar ja, wat dreef mij die dag eigenlijk nog? Eigenlijk niet veel meer. Het zou alleen een beetje stom zijn om als wielrenner de Stelvio links te laten liggen als je er zo dichtbij bent. Bovendien stond ie op de planning, voor wat dat waard was.

Na vier kilometer reed ik lek. Ik was behoorlijk ontdaan van deze wel erg ongelegen interruptie. Ik ben er nog steeds niet uit of hier een goddelijke ingreep in het spel was. Een fietsmaat had kort daarvoor namelijk een kaarsje opgestoken in een kerk in de hoop dat hem dat vóór mij zou doen eindigen. Vooral de kou en de lengte maakte het daarna bijzonder zwaar. Toch kreeg het monster mij deze keer fysiek niet klein, maar geestelijk was het ver op. Wederom was de Stelvio er in geslaagd mij het plezier in het fietsen te ontnemen. Fietsen was weer even de meest zinloze bezigheid, bedoeld voor dwazen die zichzelf om wat voor reden dan ook willen bewijzen. Maar dat was toen. Een cultuurvakantie kan altijd nog, de Mont Ventoux is ook een mooie col.

augustus 2005

terug naar inleiding