Mannen met dynamiet in de benen

Zeven september 2005 stond al een jaar omcirkeld in mijn agenda. Het zou de dag worden waarop ik wielergeschiedenis zou gaan schrijven. Geschiedenis op kleine schaal weliswaar, maar toch. De Wielerronde van Voorburg paste prachtig in mijn seizoensindeling, extra trainingskilometers waren absoluut niet nodig. Ik zou net terug zijn van een hoogtestage in de Italiaanse Alpen en mijn vormpeil zou ongekend hoog zijn. Geen enkele reden om me zorgen te maken dus, de toekomst stond vast.

Het leek me daarom verstandig om ver van te voren de aandacht te vestigen op deze bijzondere dag. Ik wilde mijn collega's deze kans om getuige te zijn van een legendarische koers met een directe collega als winnaar niet ontnemen. Maar hoe dichter het startschot naderde, hoe meer twijfels zich van mij meester maakten. Zo werd ik vier september gegrepen door een virus. Maar, zo redeneerde ik, zelfs met een virus moest het toch lukken. Ook kwam ik tot de ontdekking dat ik eigenlijk wel heel erg van eigen kracht was uitgegaan. De concurrentie bestond tot dat moment voor mij nog niet. Ik had zelfs al helemaal uitgedacht hoe ik zou gaan winnen en had om niets aan het toeval over te laten nog een plan B en C achter de hand. De situatie objectief analyserend kwam ik echter tot een aantal conclusies waarvan er één mijn twijfels ernstig deed toenemen.

Wielrennen is een ingewikkelde sport. De beste renner wint maar zelden, behalve wanneer het finish bergop is. Goede benen hebben is een pre maar garandeert niets, zeker niet op een vlak rondje als dat in Vught. Tactisch inzicht en rust bewaren zijn cruciaal. Daarnaast zijn er wielrenners in allerlei soorten en maten. De verschillen zijn genetisch bepaald en nauwelijks door training te beïnvloeden. Je hebt de grote lompe hardrijders voor op het vlakke en wind tegen. Je hebt de stylisten voor het tijdrijden, de allrounders voor het meerdaagse rondewerk en de echt zware eendagskoersen, en de klimmers zoals ik voor het hooggebergte. En last but not least heb je de mannen met dynamiet in de benen, de mannen die hun vehikel in vijf seconden naar ongekende snelheden trekken en dat heel even, maar vaak net lang genoeg, volhouden. Mannen met dergelijke benen zijn de veelwinners, de showbinken. En juist zo eentje wilde ik dus absoluut niet tegenkomen in de ronde van Voorburg. Deze mannen kunnen het zich namelijk veroorloven zich de hele koers schuil te houden, om het vervolgens koelbloedig af te maken in de laatste 200 meter. Eerst het bordje van de ander leeg eten en dan pas aan die van jezelf beginnen noem je dat, hoewel ze vaak aan het eigen bordje niet eens toekomen. Misselijke figuren dus.

De eerste indruk was zoals gehoopt; weinig afgetrainde lichamen, weinig indrukwekkende benen en, laat ik zeggen, veel ervaring aan de start. Beetje hetzelfde clubje dat al jaren strijdt om de eer. Ik werd als nieuweling al gauw gespot en hoefde niet te vragen om bruikbare informatie over de concurrentie. Die werd me namelijk van alle kanten toegeworpen. Ik nam alles tot me met een glimlach, maar één ding beschouwde ik als tamelijk zorgwekkend. Ik moest letten op ene Erik, die met het groene shirt. Bij een nadere inspectie bleek waarom. Dit was er zo een met dynamiet in de benen. Weg plannen.

Rini Wagtmans, ook niet de jongste meer, schoot ons weg. De inrijrondjes hadden mijn vrees voor het virus in mijn lichaam doen verdwijnen. Het zat er wel maar was nauwelijks actief; ik was er klaar voor. Al na twee ronden vond ik mezelf ver voor het peloton terug. Blijkbaar had ik het nodig gevonden de boel even wakker te schudden, inclusief mezelf. Zoiets beslis je niet, zoiets gebeurt. Ik besloot maar even flink door te rijden zodat ik als eenzame koploper langs de menigte bij de finishlijn kon rijden, puur voor de show en voor mijn fans. Gelukkig werkten mijn hersenen nog en zag ik het nutteloze van deze onderneming in. Na de concurrentie nog even te hebben getest werd het tijd voor een serieuze aanval. Slechts één man kon volgen. In mijn ooghoek zag ik iets groens. Mijn relatief jeugdige enthousiasme won het van het verstand en ik gaf hem een seintje dat ik wel met hem door wilde. Daarna was de koers eigenlijk wel gereden, na zo'n 15 van de 33 kilometer. De twee besten zaten voorop en we hadden zeven ronden voor het einde een veilige marge op de achtervolgers.

Mijn supporters hadden het erg spannend gevonden, er werd zelfs beweerd dat het spannender was dan wat ooit op TV te zien was geweest. Maar de wielerwetten zijn onverbiddelijk. Ik had alles gedaan wat ik kon om het groene gevaar uit mijn achterwiel te krijgen, maar ik wist ook wel dat dit alleen maar was om mezelf later geen verwijten te kunnen maken en om het publiek nog een beetje te vermaken. Voor de toeschouwer zit een wielerkoers vol geheimen, maar de coureur weet beter. Spannend was het nooit. Erik liet het dynamiet in de laatste rechte lijn ontploffen en ik boog nederig het hoofd.

Maar volgend jaar kom ik terug, sterker dan ooit. En beste lezer, het zou leuk zijn als ik steun zou krijgen van goed getrainde bondgenoten. September 2006 is nog ver weg, dus alle tijd om je goed voor te bereiden. De organisatie wil ik graag voorstellen een heuvel, of beter nog een steile en winderige berg, op te nemen in het parcours. En beste supporters, bedankt voor de aanmoedigingen, volgend jaar stel ik jullie niet teleur …

oktober 2005, Overdwars

terug naar inleiding