Als de weg omhoog begint te lopen ...

Nog een klein half uurtje tot aan de voet, schat ik. Met z'n drieën op de achterbank van de auto. Achter het stuur mijn vriendin, daarnaast haar vriendin. Het is stil in de auto. Het ritme van de muziek is het ritme waarmee mijn benen straks de pedalen zullen doen draaien. In de auto achter ons de andere twee mannen die zullen opstappen. Ik dagdroom over wat er komen gaat. Weer dezelfde beelden die ik de afgelopen uren al vaak voorbij zag komen. Maar de beelden kloppen niet, ik weet namelijk niet wat me te wachten staat. Het profiel zegt me dat ik bang moet zijn, maar ik ben niet bang, hoogstens wat onzeker. Toch is deze wel heel erg. Een profiel liegt niet. 1523 meter stijgen in 19,1 kilometer, dat is meer dan ik ooit eerder voor m'n kiezen kreeg. Maar steiler dan 10% wordt het niet, dus met mijn 39x26 hoef ik normaal gesproken niet te forceren. Maar wat als de benen nou eens niet mee willen werken? Dan wordt het ongelooflijk afzien, dat kan niet anders. Ik heb tenslotte amper 1500 kilometer getraind dit jaar. Maar niet te veel aan denken, ik kom gewoon als eerste boven, zoals ik mezelf beloofd heb.

Nog maar een slokje uit de bidon. Niet vergeten mijn energiereep te eten voor we starten! Op de camping was het nog slecht weer, hier schijnt de zon uitbundig. Er is slecht weer op komst zeggen de Franse weerberichten. Toch maar niet te warm kleden. Hoe zou het op de top zijn? We zijn gestopt, een paar meter voor het bord dat ons vertelt "Col de la Madeleine, Ouvert". Dat is mooi. Hoewel, als ie nou toch eens dicht was geweest, dan … Een diepe zucht. De fietsen van de auto, banden controleren, ergens een plasplaats zoeken, schoenen aan, even warmrijden, nog wat drinken en dan moet ik er klaar voor zijn. "Tim, heb jij de camera in de auto gelegd?" "Nee, waarom moet ík daar aan denken?" Klote, geen foto's dus.

Ik stap op mijn fiets voor een verkenning van de eerste honderden meters. Ik ben tamelijk gespannen. Misschien is het ook maar goed dat ik niet weet wat er komen gaat. Gewoon gaan en maar zien waar de weg ons heen leidt. Als de weg omhoog begint te lopen is alle twijfel verdwenen. De benen voelen zoals ze eerder deden deze vakantie, gewoon goed. Mijn spieren zijn hard en ik voel de energie stromen. Het lijkt erop dat de Madeleine haar berijders vanaf de eerste meter wil laten voelen dat zij de zwaarste is. Mij zal ze niet klein krijgen! Gauw weer omdraaien voordat ik te veel energie verspeel tijdens het inrijden.

Ik ben als eerste klaar voor vertrek. Rij nog wat rondjes om de tijd te doden, neem nog maar een slokje uit mijn bidon en instrueer nogmaals de bestuurder van de volgwagen. Dan is iedereen klaar en zijn we vertrokken. Ik spreek mezelf toe "denk aan de afspraak". De anderen rijden voor me uit, nu al. Wat zijn ze van plan? Ik moet zelfs lossen bij degene die pas aan de vijfde berg in zijn leven is begonnen en die op de Galibier bijna 19 minuten meer nodig had. Hoe kan dat? Ik rij niet voluit maar zeker niet ontspannen. De afspraak is heilig; niet forceren gedurende de eerste 45 minuten! Maar hiermee heb ik geen rekening gehouden. Ik stel mezelf gerust, het is nog ver, heel ver. Het is ook wel eens leuk om de ontwikkelingen van achteren te aanschouwen. Maar niet te lang. En bovendien; ik heb de bolletjestrui om de schouders! Wat moeten de mensen hier wel niet denken!

Vóór mij wordt er een gelost. Ik kom langzaam dichterbij. Het is warm, warmer dan ik dacht. Ik zie de volgwagen staan en gebaar dat ik water over mijn hoofd wil. Het water voelt als een verademing. Ik heb me duidelijk te warm gekleed. We zijn met z'n tweeën. Ik vertel hem dat ik niet wil forceren en dat ik voorlopig dit tempo blijf rijden. Er wordt er weer een gelost. Plotseling sta ik op de pedalen, schakel ik. En nogmaals. Ik zie het gat snel kleiner worden. Ik sluit aan, maar besluit direct door te rijden naar de voorste twee. Niet forceren Tim! Te laat. Ik zit in het wiel van degene die net nog ver voor me reed, maar mijn benen doen pijn en ik heb het warm, heel warm.

25 minuten onderweg. Ik ben vergeten waar de steilste stukken van de klim precies zitten. Maakt ook niet uit. Ik rijd op mijn tandvlees, laat een gat vallen om van het verkoelende water te genieten dat over mijn hoofd en mijn rug wordt gegoten. Ik heb dorst maar drinken gaat niet, want dan raakt mijn adem in de knoei en krijg ik steken in mijn zij. Er zijn weinig tot geen andere dwazen op de berg vandaag. Gaan we hard? Mijn gevoel geeft geen uitsluitsel. Óf we gaan echt hard óf ik heb een slechte dag.

Nog een kwartier mag ik niet forceren. Ik twijfel of ik dat niet al aan het doen ben. Ik blijf moeite houden met het tempo. Het wordt niet mijn dag. Kon ik hun gezichten maar eens zien. Zouden ze nog hartslagen over hebben? Ik laat net voor een bocht een gat vallen in de hoop een glimp van hun gezichten op te vangen. Het lukt. Die rijden duidelijk niet op reserve. Ik voel mijn motivatie weer toenemen. Ik was hier toch naar toegekomen om nooit meer te hoeven terugkeren?! We zijn nu 42 minuten onderweg. Ik schat dat ik nog ongeveer 40 á 45 minuten heb om alles eruit te persen wat in me zit. Plotseling is de afspraak weer van waarde. Over 3 minuten zal ik demarreren en niet meer stilvallen. Deze gedachte zet zich muurvast in mijn kop en ik tel af.

Ik kijk achterom, de weg is leeg. Ik vertel mezelf dat ik moet doorgaan en voel een vlaag van opwinding. Wat nou slechte dag! Ik zie ze niet eens meer! Ik heb het bos verlaten en rijdt richting de open vlaktes. Ik kan niet zien waar de top ligt maar het kan niet ver genoeg zijn. In dit tempo is elke kilometer extra een grotere kans op een supertijd. De volgwagen komt naast me rijden. Ik lach en vraag me af wat ze over mijn actie hebben gezegd. Ik gebaar dat ik voor de auto langs wil om de binnenbocht te nemen. Ik vlieg. Straks op de vlaktes moet ik ze kunnen zien rijden. Wat zullen zij gedacht hebben? Waarom reageerden ze niet? Zoals ik nu fiets heb ik deze vakantie nog niet eerder gefietst. Voor het eerst deze vakantie ervaar ik weer het echte klimgevoel. Heerlijk! Ik kijk naar de weg die voor me naar boven kronkelt. Als ik dáár ben moet ik ze kunnen zien.

1 uur en 15 minuten op de fiets. Inderdaad, ik kan ze zien. Ze zijn nog met z'n tweeën maar ondertussen piepkleine stipjes in de diepte. Als ik dadelijk boven ben moet ik uitgeput zijn, anders ben ik te laat gedemarreerd. Mijn benen doen geen pijn, maar mijn lichaam raakt vermoeid. Ik heb geen hoofdpijn zoals op de Alpe d'Huez, geen schurende longen zoals op de Galibier, geen koude rillingen. Vandaag kan ik niet kapot gaan, want vandaag ben ik klimmer. Wat een fantastische berg!

Ik passeer de streep en stop de tijd. Het zit erop. Gebogen over mijn stuur kom ik op adem. Mijn vriendin komt met warme kleding aanlopen en vraagt hoe het ging. "Grandioos". "Waarom ben je niet eerder gegaan?" "Ik had een afspraak met mezelf." Terwijl ik me omkleed vraag ik me af waarom eigenlijk. De komende dagen spreek ik met mezelf af dat ik ga genieten van elke meter die ik rijd. Ze vraagt nog of ik de muziek gehoord heb uit de auto en of ik hun dansje heb gezien, maar ik heb niets gehoord of gezien...

augustus 2004

terug naar inleiding